Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet medezeggenschap op scholen

 

Artikel 8 Algemeen informatierecht medezeggenschapsraad
1
De medezeggenschapsraad ontvangt van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft.
2
De medezeggenschapsraad ontvangt in elk geval:
a
jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied;
b
jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit 's Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag;
c
jaarlijks voor 1 juli een jaarverslag als bedoeld in artikel 171 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 157 van de Wet op de expertisecentra of de gegevens, bedoeld in artikel 106, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
d
de uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden;
e
terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 14 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 23 van de Wet op de expertisecentra en artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen, een en ander met inachtneming van de regelingen, bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, onderdeel m, 13, onderdeel i en 14, tweede lid, onderdeel f en derde lid, onderdeel d;
f
ten minste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per groep van de in de school werkzame personen en de leden van het bevoegd gezag;
g
ten minste eenmaal per jaar schriftelijk gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het toezicht op het bevoegd gezag;
h
aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid.
3
Het tweede lid, onderdeel f, is uitsluitend van toepassing op bevoegde gezagsorganen waarbij in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt voor het bevoegd gezag van een school uitgegaan van alle scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra respectievelijk de Wet op het voortgezet onderwijs van dat bevoegd gezag.
4
Ten aanzien van het tweede lid, onderdelen f en g wordt inzichtelijk gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en tot die van het voorafgaande jaar.
5
Indien een groep van de in de school werkzame personen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, of het orgaan van de rechtspersoon, bedoeld in het tweede lid, onderdeel g, uit minder dan vijf personen bestaat, kunnen voor de toepassing van die onderdelen twee of meer functies worden samengevoegd, zodat een groep van ten minste vijf personen ontstaat.
6
Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de medezeggenschapsraad, wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geleding of geledingen aangeboden. Daarbij wordt tevens een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het voorstel, alsmede van de gevolgen die de uitwerking van het voorstel naar verwachting zal hebben voor het personeel, ouders en leerlingen en van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •